geluid en trillingen isoleren is mijn vak
Op deze pagina vind je een een beetje achtergrondinformatie en een beknopt overzicht van de meest gebruikt akoestische termen.
Geluidshinder ontstaat wanneer stoorgeluid als indringend in de persoonlijke leefomgeving ervaren wordt.
De mate waarop de dagelijkse activiteiten verstoord worden door geluid bepaalt de mate van overlast.
Het stoorgeluid van activiteiten zoals een gesprek voeren , TV kijken, muziek beluisteren,… wordt als enorm hinderlijk ervaren.
De mate waarin het geluid van de ene bron storender gevonden wordt dan het geluid van een andere bron bij hetzelfde geluidsniveau hangt af van contextuele en persoonsgebonden factoren.
Een stoorgeluid dat met iets onaangenaams geassocieerd wordt zal zelfs als het fluisterstil is snel gaan irriteren. Denk daarbij aan het geluid van een mug of een tikkende klok.
Zodra een persoon terugkerend overlast ervaart van bepaalde geluiden bestaat het risico dat deze persoon zich gaat focussen op het detecteren van die geluiden.
Door zich op die geluiden te focussen zal die persoon zelfs indien het stoorgeluid een lager niveau heeft dan het achtergrondgeluidsniveau het stoorgeluid waarnemen terwijl andere (gezinsleden) deze geluiden niet waarnemen.
Voor personen die negatief begeesterd zijn door de stoorgeluiden is het best mogelijk dat noch geluidsisolatie, noch geluidsdemping, noch geluidsmaskering voldoende soelaas gaan brengen.
Aandachtstraining, waarbij deze personen leren deze geluidsprikkels te negeren is in die gevallen aangewezen om de waarneming van de stoorgeluiden ergens te kunnen relativeren.
Bepaalde vormen van horen worden soms omschreven als een soort van fantoomhoren waarbij personen laagfrequent geluid waarnemen dat de sonometer in A-weging niet registreert.
Geluidsoverlast ervaren gebeurt onbewust. Het overgevoelig worden aan geluid wordt nog versterkt als het geluid negatieve emoties oproept.
Het is dus perfect mogelijk dat binnen een gezin slechts 1 van de gezinsleden overlast ervaart terwijl de anderen er totaal geen last van hebben.
Onze oren werken 24/7. Als er een “onverwacht geluid” wordt waargenomen trekt dat onze aandacht.
Vooral laagfrequent geluid zorgt voor stress. Een vaak gehoorde theorie is dat het in ons DNA zit dat laagfrequent geluid met gevaar geassocieerd wordt. Het geluid van een aardbeving is laagfrequent en bijgevolg zijn de prehistorische mensen die laagfrequent geluid negeerden in hun holen bedolven geraakt waardoor deze hun DNA niet hebben kunnen overdragen. Laagfrequent geluid waarnemen brengt ons daardoor in een soort van fight or flight modus.
Ons auditieve systeem is er om ons te waarschuwen zodat we alert zijn en adequaat op “het gevaar” reageren.
Maar niet alle geluid dat we waarnemen wijst op gevaar maar trekt wel onze aandacht waardoor het storende karakter ervan hinderlijk wordt.
Geluidsisolatie voorzien, de bron akoestisch omkasten, geluidsschermen plaatsen, demping in de ontvangstruimte voorzien om het diffuse geluidsveld te onderdrukken….zijn allemaal ingrepen om het geluidsniveau van de stoorbron in de ontvangstruime te verlagen.
Maar soms is het geluidsniveau van de bron dermate hoog dat bovenstaande ingrepen in combinatie met het verhogen van het achtergrondgeluidsniveau in de ontvangstruimte onvoldoende kunnen blijken om het stoorgeluid onhoorbaar te maken.
Dan is het stoorgeluid accepteren de enige manier om de negatieve gevolgen van het ervaren van overlast te vermijden/beperken.
Een goede relatie blijven onderhouden met de veroorzaker van het stoorgeluid in geval van burengeluid is belangrijk zodat de buren bereid zijn/blijven om mee te werken aan een oplossing.
Hoe kwader je wordt op de veroorzaker, des te moeilijker het is om het stoorgeluid te accepteren.
Hoe je met het stoorgeluid omgaat heb je zelf in de hand.
Een andere belangrijke opmerking is wat in het Engels "the treshold of annoyance" heet. Van zodra iemand zich aan geluid begint te storen traint hij onbewust zijn hersenen om het geluid te detecteren. Zelfs als het storend geluid stiller is dan het achtergrondgeluid dan nog zal die persoon het signaal kunnen detecteren als hij zich op het geluid focust. Denk aan een gesprek op een druk feestje waarbij het geluidsvermogen van de spreker niet boven de muziek uitkomt, maar we toch de spreker kunnen horen.
Eens de drempel van de overlast overschreden werd dan is het enorm moeilijk om die klanten nog tevreden te stellen. Opmerkingen genre " het is wel vele keren stiller, maar we horen de buren nog steeds en dus kunnen we niet zeggen dat we tevreden zijn over de uitgevoerde werken" hebben we helaas al meerdere keren te horen gekregen.
Ja, de geluidsisolatie is dankzij de door ons uitgevoerde isolatiewerken verbeterd (de fysische component van het geluid) maar het is de psychologische component die ervoor zorgt dat we met tevreden of ontevreden klanten te maken krijgen.
Met een sonometer meet je wel hoe dik het broodje is maar dit zegt niets over hoe het broodje smaakt.
Hetgeen meespeelt is een combinatie van:
Om hoorbaar te zijn moet stoorgeluid aan 2 voorwaarden voldoen:
Tonaal geluid (bij metingen springt 1 tertsband er overduidelijk uit) is storender dan breedbandig geluid.
Mensen storen zich bij een gelijke LAeq* veel meer aan fluctuerend geluid (luid/stil – wel/niet) dan aan een constant geluid.
*LAeq
Zelfs de beste geluidsisolatie kan nooit alle stoorgeluiden weren.
Storend omgevingslawaai isoleren gaat vaak samen met het verhogen van het achtergrondgeluidsniveau in de ontvangstruimte met geluiden die door de meeste mensen als aangenaam/rustgevend worden ervaren om de stoorgeluiden die als onaangenaam ervaren worden te maskeren.
Een (stoor)geluid wordt waargenomen wanneer voldaan is aan twee voorwaarden:
Met geluidsmaskering is het mogelijk een ongewenst geluid onhoorbaar te maken.
Zelfs indien het maskeergeluid het stoorgeluid niet volledig onhoorbaar maakt dan kan het in veel gevallen toch de aandacht er van afleiden.
Geluidsoverlast ervaren is persoonsgebonden maar het feit dat je zélf een geluid produceert en het dus op elk moment stiller of uit kunt zetten maakt het continue achtergrondgeluid draaglijker dan het fluctuerende stoorgeluid. In controle zijn werkt altijd beter op de gemoedstoestand dan overgeleverd zijn aan een oncontroleerbare bron.
Het maskeergeluid zelf moet zowel continu als zo betekenisloos mogelijk zijn.
Omdat muziek niet betekenisloos is en zowel qua volume als spectrale inhoud varieert worden meestal ruissignalen gebruikt als maskeergeluid.
Vanwege de individuele verschillen in geluidservaring blijft het een kwestie van uitproberen welk type maskeergeluid werkt en wat niet.
Er zijn tientallen soundgenerator apps en lijsten op Spotify waar je die ruissignalen kunt terugvinden.
Echte witte ruis klinkt meer als een statische ruis en bevat niet de variaties in volume en frequentie die de ons omringende natuurlijke geluiden (wind, regen, stromend water, vallend water…) kenmerken.
Hierdoor kan de aandacht eerder naar het ruissignaal getrokken worden.
Geluiden zoals “white noise for babies” waar o.a. Spotify vol van staat zijn daarom wat gemoduleerd zodat het breken van golven, windgeruis, regenval en andere eerder “natuurlijke geluiden” op de voorgrond treden.
Welk ruissignaal het meest geschikt is, is zowel contextueel als persoonsgebonden.
Indien de stoorbron een specifieke spectrale component bevat kan bruine ruis of blauwe ruis de meest aangewezen maskeerruis zijn.
Bij stoorgeluid waar de laagfrequente component dominant aanwezig is, bijvoorbeeld bij traagrijdende vrachtwagens, zal bruine ruis het meest geschikte ruissignaal zijn om het fluctuerende verkeersgeluiden te maskeren.
Witte ruis en roze ruis zijn dan weer geschikt voor het maskeren van breedbandige geluiden (veel frequenties die allemaal tegelijk voorkomen).
De gebruikte speakers moeten wel goed laagfrequent geluid kunnen weergeven en daarom is een systeem met subwoofer aangewezen.
De meeste mensen hebben veel minder last van een constant geluid dan van fluctuerend geluid en wennen vrij snel aan de ruissignalen.
Een stoorgeluid wordt volledig (zelf als je je zou concentreren om het stoorgeluid op te pikken) gemaskeerd door het achtergrondgeluid wanneer het geluidsniveau van het stoorgeluid 10 dBA lager is dan het achtergrondgeluidsniveau.
Een lager verschil in geluidsniveaus is meestal wel al voldoende om de aandacht van het stoorgeluid af te leiden.
Sommige contrasterende geluiden (bv het achtergrondgeluid is middenfrequent maar het stoorgeluid is een laagfrequent gezoem) kunnen wel waarneembaar zijn bij meer dan 10 dBA verschil in geluidsniveau.
Aanname is dat de kans erg groot is dat iemand wakker wordt wanneer die persoon blootgesteld wordt aan een geluidsniveau hoger dan 45 dBA.
Slaaponderbrekingen zijn meestal het gevolg van intermitterend geluid en niet van een continu geluid.
De kans om gewekt te worden hangt eerder samen met de mate waarin het geluidsniveau van een stoorgeluid uitstijgt boven het achtergrondgeluidsniveau en minder met het absolute geluidsniveau van het stoorgeluid.
De frequentie van optreden van lawaaierige geluidspieken van hoger dan 45 dBA in de nachtperiode bepaalt in belangrijke mate de slaapverstoring.
Om van kwalitatieve slaap te spreken mag een normale persoon per nacht aan niet meer dan 10 tot 15 geluidsniveaus worden blootgesteld die boven het achtergrondgeluidsniveau uitkomen. Het geluidsniveau van de stoorgeluiden die boven het achtergrondgeluidsniveau uitkomen mogen wel niet hoger zijn dan 45 dB(A).
Een persoon die slaapt in een omgeving met een laag achtergrondgeluidsniveau wordt eerder gewekt door een stoorgeluid dan een persoon die slaapt in een omgeving met een hoger achtergrondgeluidsniveau.
Een bewoner van een huis langs een weg met druk nachtelijk verkeer zal wellicht pas gewekt worden door een extreem luidruchtige vrachtwagen, terwijl een bewoner van een huis in een rustige verkaveling al kan gewekt kan worden door een voorbijrijdende auto.
Waar lucht door kan komt er geluid door. Voorbeelden zijn:
Luchtlekken hebben een serieuze impact op de geluidsisolatie. Van zodra je meer dan 40 dB aan directe luchtgeluidsisolatie moet behalen is een goede lekdichtheid een absolute vereiste.
Uitgangspunt: zonder luchtlekken is de Rw van het bouwelement 60 dB (dit is een goede geluidsverzwakkingsindex) dan wordt dit met lekken:
Elk luchtlek is een geluidslek maar niet elk geluidslek is een luchtlek. Ook zwakke plekken (met minder massa) in het bouwelement zijn akoestische lekken.
Voorbeelden van onzichtbare akoestische lekken:
Hoe zwaarder een materiaal hoe moeilijker het in trillingen gebracht kan worden.
Een ander belangrijk aspect dat een grote impact heeft op de geluidsisolatie is hoe goed een trillend materiaal zijn trillingen kan opleggen aan de omliggende luchtmoleculen, m.a.w. hoe goed het trillend materiaal geluid afstraalt.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vrije en gedwongen buiggolven (veroorzaakt door de aan de zendzijde invallende geluidsgolven) in de wand.
Het is vooral de snelheid van de vrije buiggolven die bepaalt hoe de wand geluid gaat afstralen.
De snelheid waarmee de vrije buiggolven zich voortplanten hangt af van:
De grensfrequentie is de frequentie waarbij de snelheid van de vrije buiggolven in het materiaal gelijk is aan de snelheid van de geluidsgolven in de lucht.
Afstraling van geluid met frequenties onder de grensfrequentie
Onder de grensfrequentie van het materiaal waaruit de wand is samengesteld straalt de wand niet zo goed geluid af omdat de geluidsafstraling bepaald wordt door die van de gedwongen buiggolven.
In de zone onder de grensfrequentie stijgt de geluidsisolatiecurve theoretisch met 6 dB per frequentieverdubbeling en per oppervlaktemassaverdubbeling.
Rond de grensfrequentie van het materiaal kent de geluidsisolatiecurve van de wand een dip, de coïncidientiedip genoemd, omdat de wand goed geluid afstraalt.
De geluidsafstraling in dit deel van het spectum wordt bepaald door zowel de vrije als de gedwongen buiggolven.
Boven de grensfrequentie is er altijd wel een hoek van inval waarmee de geluidsgolf invalt op de wand waarbij er coïncidentie mogelijk is en daarom blijft de geluidsafstraling effiënt.
Ondanks de efficiënte geluidsafstraling stijgt de geluidsisolatiecurve theoretisch met 9 dB per frequentieverdubbeling.
We spreken van coïncidentie wanneer de snelheid waarmee de vrije buiggolven in het materiaal zich voortplanten even hoog is als de golfsnelheid van de geluidsgolven in de lucht.
De grensfrequentie is de laagste frequentie waarbij coïncidentie bij een scherende geluidsinval mogelijk is. Boven de grensfrequentie is er altijd coïncidentie mogelijk.
Een geluidsbron zorgt ervoor dat door zijn trillingen de omliggende luchtmoleculen verstoord worden. Hierdoor gaan deze luchtmolucelen bewegen rond hun evenwichtspositie. Dit zorgt voor een serie onderdrukken en overdrukken ten opzicht van de atmosferische luchtdruk (+/- 100000 Pascal).
Het zijn deze drukvariaties die onze trommelvliezen bereiken.
We spreken van hoorbaar geluid als de frequentie van het geluid tussen 20 en 20000 Hz zit. Geluid met een frequentie lager dan 20 Hz noemen we infrasoon geluid (o.a. walvissen en olifanten kunnen dit geluid wel waarnemen). Geluid met een frequentie boven de 20000 Hz noemen we ultrasoon geluid (o.a. honden en vleermuizen kunnen dit geluid wel waarnemen).
"Gezonde" oren zijn in staat om drukvariaties van 0.00002 Pascal (gehoordrempel bij een zuivere toon van 1000 Hz) waar te nemen. Een drukvariatie van 20 Pascal zorgt bij de meeste mensen voor pijn aan de oren. De pijndrempel varieert van persoon tot persoon tussen 20 en 100 Pacal. Meestal wordt de pijndrempel op 20 Pascal gelegd. Deze drukvariates zijn dus bijzonder klein ten opzichte van de atmosferische druk.
Hoe groter de drukvariaties, die we geluidsdruk noemen, hoe luider onze oren het geluid zullen ervaren.
Geluid = luchtdrukvariaties ten opzichte van de atmosferische luchtdruk die wij kunnen waarnemen met ons gehoor.
Geluidsgolven ontstaan door het trillen van objecten, bv een luidsprekermembraan, die door hun beweging de omliggende luchtmoleculen aan het trillen brengen en zo drukgolven veroorzaken.
Geen geluidsverstoring → luchtmoleculen bewegen niet → geen drukvariatie t.o.v. de atmosferische luchtdruk
De luchtmoleculen blijven ter plaatse maar bewegen wel rond hun evenwichtspunt. Het is dus niet de materie de "reist". De ene luchtmolecule tikt zijn buur aan die vervolgens weer zijn buur aanstoot terwijl zijn eigen beweging uitsterft en de evenwichtstoestand opnieuw bereikt wordt.
Dus kunnen we een geluidsgolf beschouwen als het verstoringspatroon dat wordt veroorzaakt door het reizen van geluidsenergie door een medium (zoals lucht, water of een andere vloeibare of vaste stof) terwijl de energie zich voortplant weg van de geluidsbron naar de ontvanger.
De golf draagt de geluidsenergie doorheen het medium, meestal in alle richtingen en steeds minder intens naarmate de golf zich steeds verder weg van de geluidsbron voortplant.
Geluidsgolven zijn longitunale mechanische golven. Dit wil zeggen dat de kortstondige verplaatsing van luchtmoleculen rondom hun evenwichtspunt in dezelfde richting van de geluidsgolf gebeurt.
Wanneer longitudinale golven door een bepaald medium reizen creëren ze zones waar de luchtmoleculen tegen elkaar gedrukt worden, met een verhoging van de luchtdruk t.o.v. de atmosferische druk tot gevolg. Daarnaast zijn er ook zones waar de luchtmoleculen verder van elkaar komen te liggen wat op zijn beurt weer een daling van de luchtdruk t.o.v. de atmosferische druk tot gevolg heeft.
Door die serie van onderdrukjes en overdrukjes t.o.v. de atmosferische druk plant de geluidsenergie zich voort.
Elk punt binnen het geluidsveld wordt gekenmerkt door volgende parameters:
De tijd waarin een geluidsgolf 1 cyclus (evenwicht-overdruk-evenwicht-onderduk-evenwicht) doorloopt wordt de periode (T in seconden) genoemd.
De frequentie = 1 / T (in Hz).
Frequentie is dus het aantal cycli per seconde.
Zuivere toon = geluid met slechts 1 frequentie. Zuivere tonen komen slechts zelden voor, meestal bestaat geluid uit meerdere frequenties.
Naast zuivere tonen zijn er ook klanken . Bij muziekinstrumenten zijn dat de grondtoon (zuivere toon) en de harmonische (hele veelvouden van de grondtoon). De amplitude van de harmonische is lager dan de amplitude van de grondtoon. Voorbeeld; het aanslaan van de snaar van muziekinstrument.
Lawaai = geluid met veel frequenties met elk een verschillende amplitude die gelijktijdig voorkomen.
De afstand die de geluidsgolf aflegt in 1 cyclus (evenwicht-overdruk-evenwicht-onderdruk-evenwicht).
Golflengte = geluidsnelheid in het medium / frequentie van het geluid
In lucht is de golflengte onafhankelijk van de frequentie van het geluid.
Enkel de luchttemperatuur heeft een impact op de geluidssnelheid en dus op de golflengte.
Met een factor 1000.000 tussen gehoordrempel ( 0.0002 Pa) en pijndrempel (20 Pa) wordt dit een moeilijke schaal om te hanteren. Daarom werken we niet met geluidsdruk in Pascal maar met een geluiddrukniveau dat in decibel wordt uitgedrukt.
Lp = 10 x log (p²/pref²) = 20 x log (p/pref)
dB slaat op 10 keer een logaritmische verhouding.
Deze schaal is veel gemakkelijker hanteerbaar en loopt van 0 tot 140 dB dB
Om een idee geven van hoeveel geluidsdruk bekende geluiden vertegenwoordigen:
0 dB | gehoordrempel |
10 dB | ademhaling |
20 dB | bladergeritsel |
30 dB | fluisteren |
40 dB | koelkast |
50 dB | landschapskantoor |
60 dB | normaal gesprek op 1m van spreker |
70 dB | auto |
80 dB | vrachtwagen |
90 dB | schreeuwen |
100 dB | popconcert |
110 dB | kettingzaag |
120 dB | politiesirene |
Bij een zuivere toon van 1000 Hz is een verschil tussen 2 geluidsdrukniveaus van:
Luidheid = hoe wij mensen geluidssterkte ervaren.
De parameters die een geluidsbron karakteriseren zijn:
Monotone bronnen, die slechts 1 frequentie produceren komen bijna nooit voor. De meeste geluidsbronnen produceren meerdere frequenties met elk een verschillende amplitude terzelfdertijd.
Als we het geluidsvermogen per frequentie of frequentieband meten dan kennen we het spectrum van de bron. Met een globaal geluidsvermogen alleen missen we de noodzakelijke info omtrent het spectrum om de juiste akoestische ingrepen te kunnen uitwerken.
Voorbeeld: 3 bronnen met elke een geluidsvermogen van 55 dB maar met een verschillend spectrum
bron 1
tertsband met middenfrequentie | geluidsvermogen |
80 Hz | 50 dB |
100 Hz | 50 dB |
125 Hz | 50 dB |
bron 2
tertsband met middenfrequentie | geluidsvermogen |
800 Hz | 50 dB |
1000 Hz | 50 dB |
1250 Hz | 50 dB |
bron 3
tertsband met middenfrequentie | geluidsvermogen |
2000 Hz | 50 dB |
2500 Hz | 50 dB |
3150 Hz | 50 dB |
Het geluid van bron 3 is het gemakkelijkst te isoleren.
Het geluid van bron 1 is het moeilijkst te isoleren.
Als de afmetingen van de puntbron klein zijn t.o.v. de golflengte van het geluid.
Niet alle bronnen stralen het geluid bolvormig uit. Vaak is er sprake van directiviteit.
Lw = 10 x log (W/Wref)
Stel een bron heeft een geluidsvermogen van 0.01 Watt. Het geluidsvermogenniveau Lw van deze bron is dan = 10 x log (0.01/ 10^(-12)) = 100 dB.
Om een geluidsvermogenniveau van 100 dB te verkrijgen zijn er 10 mensen nodig die zo hard schreeuwen als ze kunnen of 10.000 mensen die normaal praten.
Wat wij mensen horen is eigenlijk niet de geluidsdruk maar de geluidsintensiteit.
Geluidsintensiteit is de hoeveel geluidenergie die loodrecht op een oppervlakte invalt en wordt uitgedrukt in W/m².
Geluidintensiteit is een vectoriële grootheid terwijl geluidsdruk een scalaire grootheid is.
Geluidsintensiteit is niet ze gemakkelijk te meten, geluidsdruk daarentegen wel. Dat is de reden waarom we het meestal over geluidsdruk hebben en niet over geluidsintensiteit.
Geluidsintentsiteit en geluidsdruk zijn in het vrije veld (buiten) eenvoudig in elkaar om te rekenen.
geluidsintensiteit = geluidsdruk²/ akoestische impedantie van lucht
In het diffuse veld (binnen) wordt dit:
geluidsintensiteit = geluidsdruk²/ 4 x akoestische impedantie van lucht
LI= 10 x log (I/Iref)
In het vrije veld is LI = Lp
In het diffuse is LI = Lp - 6 dB
De voorplanting van geluidsgolven in lucht is 100% longitudinaal (= in dezelfde richting van de verstoring).
In lucht is de geluidsnelheid afhankelijk van de temperatuur. Om gemakkelijk te rekenen gebruiken we 340 m²/sec maar de geluidsnelheid moet eigenlijk berekend worden via de formule:
geluidsnelheid = 20 x √temperatuur in graden K
De frequentie van het geluid heeft geen enkele impact op de snelheid van geluid in lucht.
In vaste stoffen zijn er naast longitunale golven ook nog andere types golven mogelijk waarvan in de bouwakoestiek de buigtrillingsgolven de belangrijkste zijn.
Dit type golven heeft een vaste snelheid die net zoals bij lucht enkel afhankelijk is van de temperatuur, de volumieke massa van het materiaal en de Young's Modulus van het materiaal. De frequentie speelt geen rol.
Hoe dichter de moleculen op elkaar zitten hoe sneller het geluid zich in de stof voortplant.
De snelheid van deze golven is wel afhankelijk van de frequentie. Hoogfrequente golven
Zuivere tonen komen zelden voor. De geluiden die ons omringen zijn meestal samengesteld uit meerdere frequenties die terzelfdertijd voorkomen (breedbandig geluid). Door middel van een FFT (Fast Fourrier Transform) kan breedbandig geluid ontbonden worden in zuivere tonen of frequentiebanden met elk hun eigen geluidsniveau.
Omdat voor een spectrale analyse een geluidsdrukniveau of een geluidsverzwakkingsindex per frequentie onoverzichtelijk zou zijn worden frequenties gebundeld in frequentiebanden.
Zowel octaafbanden als tertsbanden worden genoemd naar hun middenfrequentie.
De bandbreedte (het verschil tussen ondergrens en bovengrens) is groter bij de octaafband met middenfrequentie 125 Hz dan bij de tertsband met middenfrequentie 125 Hz.
= alle frequenties komen terzelfdertijd voor. Voorbeelden van dergelijke breedbandige signalen zijn:
Tertsbanden = 1/3 octaafbanden.
De blauwe tertsbanden zijn de tertsbanden waarmee in de bouwakoestiek rekening gehouden wordt.
tertsbands met middenfrequentie | ondergrens | bovengrens |
25 Hz | 22,5 Hz | 28 Hz |
31,5 Hz | 28 Hz | 35,5 Hz |
40 Hz | 35,5 Hz | 45 Hz |
50 Hz | 45 Hz | 56 Hz |
63 Hz | 56 Hz | 71 Hz |
80 Hz | 71 Hz | 90 Hz |
100 Hz | 90 Hz | 112 Hz |
125 Hz | 112 Hz | 140 HZ |
160 Hz | 140 Hz | 180 Hz |
200 Hz | 180 Hz | 225 Hz |
250 Hz | 225 Hz | 280 Hz |
315 Hz | 280 Hz | 355 Hz |
400 Hz | 355 Hz | 450 Hz |
500 Hz | 450 Hz | 560 Hz |
630 Hz | 560 Hz | 710 Hz |
800 Hz | 710 Hz | 900 Hz |
1000 Hz | 900 Hz | 1120 Hz |
1250 Hz | 1120 Hz | 1400 Hz |
1600 Hz | 1400 Hz | 1800 Hz |
2000 Hz | 1800 Hz | 2240 Hz |
2500 Hz | 2240 Hz | 2800 Hz |
3150 Hz | 2800 Hz | 3550 Hz |
4000 Hz | 3350 Hz | 4500 Hz |
De bandbreedte (het verschil tussen bovengrens en ondergrens) van de hogere tertsbanden is veel groter dan die van de kleinere tertsbanden.
Bij witte ruis is het geluidniveau van elke frequentie gelijk. Dat betekent dat het globale geluidsniveau van de lagere tersbanden lager is dan dat van de hogere tertsbanden omdat de lagere frequentiebanden minder frequenties bevatten.
Van geluidsniveau per tertsband naar globaal geluidsniveau.
Stel nu dat we onderstaande geluidsdrukniveau's per tertsband gemeten hebben. Wat wordt dat het globale geluidsniveau?
tertsband met middenfrequentie | geluidsdrukniveau Lp |
200 Hz | 41 dB |
250 Hz | 45 dB |
315 Hz | 46 dB |
400 Hz | 48 dB |
500 Hz | 55 dB |
630 Hz | 53 dB |
800 Hz | 49 dB |
1000 Hz | 47 dB |
1250 Hz | 45 dB |
Globale geluidsdrukniveau Lp= 10 x log((10^(41/10) + 10^(45/10) + 10^(46/10) + 10^(48/10) + 10^(55/10) + 10^(53/10)+10^(49/10) + 10^(47/(10 ))+ 10^(45/10)) = 59 dB
Van het geluidsniveau in tertsbanden kunnen we een globaal geluidsniveau berekenen maar een globaal geluidsniveau kan niet uitgesplitst worden in tertsbanden.
De gevoeligheid van het menselijk oor is niet voor alle frequenties hetzelfde.
Met de A-weging proberen we het objectieve geluidsdrukniveau aan te passen aan de subjectieve luidheid.
De luidheid zoals mensen ze ervaren hangt uiteraard af van het geluiddrukniveau maar ook van de frequentie van het geluid.
Mensen horen het best middenfrequent geluid. Lagere en hogere frequenties horen we minder goed.
tertsbands met middenfrequentie | A-weging |
25 Hz | - 44,7 dB |
31,5 Hz | - 39,4 dB |
40 Hz | -34,6 dB |
50 Hz | - 30,2 dB |
63 Hz | - 26.2 dB |
80 Hz | - 22,5 dB |
100 Hz | - 19,1 dB |
125 Hz | - 16,1 dB |
160 Hz | - 13,4 dB |
200 Hz | - 10,9 dB |
250 Hz | - 8,6 dB |
315 Hz | - 6,6 dB |
400 Hz | - 4,8 dB |
500 Hz | - 3,2 dB |
630 Hz | - 1,9 dB |
800 Hz | - 0,8 dB |
1000 Hz | + 0 dB |
1250 Hz | + 0,6 dB |
1600 Hz | + 1,0 dB |
2000 Hz | + 1,2 dB |
2500 Hz | + 1,3 dB |
3150 Hz | + 1,2 dB |
4000 Hz | + 1,0 dB |
Wanneer de sonometer een ongewogen geluidsdrukniveau van 30 dB meet in de tertsband met middenfrequentie 25 Hz dan is dat voor de mens onhoorbaar.
geluidsisolatiedokter
ondernemingsnummer BE0692.802.011